Amsterdam, eind jaren tachtig. Het was de tijd dat er maar één Gollem was: in de Raamsteeg. Het was een van de weinige plekken voor mensen die wel eens een ander bier wilden drinken. En dat deden wij, studentjes aan de HTS ‘A’ in Amsterdam, graag. Soms waaiden we wel eens bij In de Wildeman naar binnen. Ook een bezoek aan brouwerij ’t IJ, waar de sporen van het oude badhuis goed te zien waren, kan ik me nog herinneren.
In 1991 besloten we het er eens lekker van te nemen. Geen Ibiza of Costa Brava, maar Turnhout en Hoegaarden. Om naar brouwerijen te gaan kijken. Jongens waren we – maar aardige jongens.
We gingen dus op biertoer naar België. Er was een heus t-shirt met het toerschema. Alsof we een rockband waren. Maar dat waren we natuurlijk niet. Wat we wel waren: een stel snotneuzen die zes brouwerijen een brief hadden gestuurd met de vraag of ze op bezoek mochten komen. Soms in het Frans. Want België is toch echt Buitenland. Ja jongens en meisjes, dit was het tijdperk dat je alles zonder internet moest doen. Er was al wel stromend water.
Gelukkig zeiden ze allemaal ja, of oui, en kon het avontuur beginnen. Er zouden nog vele biertoeren volgen, maar wat troffen we zoal aan in 1991? Gelukkig hebben we de foto’s nog: de Belgian Tour ’91 revisited!
Corsendonk, Oud-Turnhout
De commercieel afgevaardigde Roger De Roover nam uitgebreid de tijd voor zijn Hollandse bezoekers. Corsendonk’s hof, de priorij, het seminarie, het hotel en de lokatie waar ooit de oude brouwerij had gestaan: alles werd bezocht en van een grondige narratie voorzien. Maar bij praten bleef het niet: de flessen werden royaal ontkurkt en zonder uitzondering tot op de bodem geledigd. Als we nog niet wisten hoe innig de band is die Belgen met hun bier hebben, dan werd dat nu in één klap duidelijk. Allememachies. Hoe we weer op de camping zijn gekomen – ik zou het niet weten.
Tijdens het degusteren van al die Paters en Agnussen leerden we ook hoe een ‘vaste crème’ oftewel een stevige schuimkraag dient te worden verkregen: niet te veel pielen met inschenken, gewoon lekker doorklokken. De schuimkraag die na het uitbruisen overblijft, blijft ferm staan. Een les waar we tot op de dag vandaag plezier van hebben.
Grimbergen
Brouwketels waren ver te zoeken, en bier ook, maar een rondleiding door de kerk en een deel van de Norbertijnenabdij zat er wel in. De koster kweet zich keurig van deze taak. Naast het bier, dat in licentie door Alken-Maes wordt gemaakt, was men ook op andere manieren op zoek naar bronnen van inkomsten: een inpanding conferentie-oord was in aanbouw.
Dat bier, een Optimo Bruno om precies te zijn, is er toch van gekomen. In een kroeg tegenover de kerk, getapt door een barman die moeiteloos de Tom Jones look-a-like wedstrijd had kunnen winnen. Vanaf het terras uitkijkend over het plein mijmerden we over wat nu eigenlijk zojuist gezien hadden. En zo leerden we wat het fenomeen ‘abdijbier’ zoal behelst.
De Kluis, Hoegaarden
Zei je in de jaren ’90 Hoegaarden, dan bedoelde je een witbier. Maar niet voor ons! Ha! Wij wisten wel beter. Wij kenden de statige Grand Cru, de blonde Julius en de donkere Verboden Vrucht. Ook van brouwerij De Kluis uit het dorp Hoegaarden. De populariteit van de brouwerij was groot. Een bezoek was daar lopende band-werk: volgens de notities uit die tijd werd er drie keer per dag een groep van zo’n 40 bezoekers door de brouwerij heen geleid. Met twee degustaties om het af te ronden.
Voor 50 harde Belgische franken kochten we het bekende zeskantige glas, als aandenken aan ons bezoek.
Chimay
Als we hadden verwacht de brouwerij in de abdij te zien, dan kwamen we bedrogen uit. In plaats daarvan werd het een uitgebreide rondleiding door de bottelarij in het nabij gelegen Baileux. Eenzame gevallen kratten op de vloer, een groep mede-bezoekers waarvan enkelen zowaar Vlaams tegen ons spraken (terwijl twee meter over de taalgrens het Nederlands simpelweg ophoudt te bestaan), en een film. Naast brouwerijen bleek zelfs een bezoek aan een bottelarij een populaire dagbesteding te zijn voor de Belgische senioren.
Het uitgaansleven in Rochefort, waar we verbleven, bestond naast drie taveernes uit een disco die zich in een boerenschuur ophield. Ook dronken we er Ciney. Niet te verwarren met Chimay, en eigenlijk iets om voor de rest van je leven met een hele grote boog omheen te lopen. Brrr.
Maredsous
Net als Grimbergen heeft de locatie zelf niets met bier te maken. Maredsous bier werd en wordt in licentie gebrouwen door Duvel Moortgat. De meneer die ons rondleidde had zelf weinig tot niets met bier. De ‘relatiegeschenken’ (flesjes van ’t IJ) bleven dus in de auto. Wel had hij iets met tekeningen, van de abdij, waar we er een paar van meekregen. Of we überhaupt een Maredsous hebben gedronken tijdens de trip, ik betwijfel het ten zeerste.
België, het is en blijft een land dat altijd verrast. En misschien komen we er daarom wel zo graag: het is er allemaal net niet normaal. Surrealistisch bijna. En dus spannender dan in het aangeharkte, binnen de lijntjes kleurende Nederland.
Rochefort
En dit is dan het bezoek dat alle andere in de schaduw stelt, en voor de toekomst ook zal stellen. Frère Antoine ontmoeten is de meest indrukwekkende bierervaring die ik ooit heb gehad.
Stel je voor. Antoine komt in de jaren ’50 op zijn fietsje uit Nederland aan in de Abbaye de Notre-Dame de Saint-Rémy in Rochefort, om daar in de tientallen jaren die er op volgen slechts vier keer buiten de muren van de abdij te komen. Totale toewijding. Niet alleen aan de hogere machten en innerlijke vrede, maar ook aan het bier. Op de dagen dat er gebrouwen werd – maandag, dinsdag en woensdag – staat hij om 2 uur in de ochtend op. Op donderdag wordt er gebotteld en op de overige dagen gebeurt er niets in de brouwerij.
Het bordje bij de deur van de abdij is vrij duidelijk: “Het bezoek der abdij kan niet worden toegestaan”. Maar broeder Antoine maakt dus een uitzondering voor zijn landgenoten. We worden door alle hoeken en gaten en ondergrondse gangen geleid. We zien de koelcel waar de hop wordt bewaard. We vragen hem of er nog een speciaal ingrediënt aan het bier te pas komt. “Een beetje basterdsuiker voor de kleur”, is het antwoord.
Ter afsluiting drinken we een pint Rochefort 6 in zijn kantoor, te midden van een indrukwekkende verzameling aan glazen en bekers. De bieren van ’t IJ, deze keer niet in de auto achtergelaten, vallen in de smaak. Met een glimlach op het gezicht haalt de frère een etiket van de Columbus uit een sigarenkistje. Hij mag dan niet vaak de poort van de abdij uit zijn gegaan, wereldvreemd is hij zeker niet.
Frère Antoine, toen al een levende legende. Later zou hij zich bij de Achelse Kluis voegen, om daar te helpen met het opzetten van de brouwerij. Daarna is hij teruggekeerd in de abdij van Rochefort en volgens de laatste berichten gaat het goed met hem.
Fin
Nostalgische vertekening van de realiteit ligt als altijd op de loer, maar ik denk dat ik wel kan zeggen dat deze bierreis mijn liefde voor het bier een enorme impuls heeft gegeven. Bier was niet alleen dat schrale, anonieme gele vocht van een handvol merken (hoe vaak heb ik niet te horen gekregen: ‘jij bent toch zo met bier in de weer? nou ik proef helemaal geen verschil hoor, tussen al die bieren, smaakt allemaal hetzelfde’) maar iets waar mensen hun ziel en zaligheid in legden. De brouwers zelf bleven tijdens deze reis grotendeels buiten beeld, iets wat nu wel anders is, maar dat maakte eigenlijk niet uit. De boodschap kwam duidelijk genoeg door. Bier kan onderdeel uitmaken van de cultuur van een land, van iemands leven, van het mens-zijn. Dat leerden we in België. Iets waar we in Nederland nou nooit op zouden zijn gekomen.
Net over de grens, op een paar uurtjes rijden, bestond een hele andere wereld. Een wereld waarin bier veel meer te bieden had. Een wereld waarin variatie in bier normaal was – geen enkel Belgisch bier dat we toen dronken, leek op een ander. En die wereld zou onze kant op komen. Maar dat wisten we toen nog niet. Eenmaal thuis gingen we gewoon weer naar Gollem. En in andere kroegen waren we blij met elk verdwaald Belgisch flesje waar we onze handen op konden leggen. Een veel te koud geserveerde Hoegaarden Grand Cru? Kom maar op. Corsendonk, Poperings Hommel en Oerbier waren andere trouvailles in de weidse zee aan pils. Bier uit andere landen dan België begaf zich nog onder onze bierradar, voor zover dat überhaupt Nederland wist te bereiken.
Toen op een gegeven moment proeflokaal De Kruis in Zaandijk, een van de eerste ABT-lokalen, de deuren opende en we daar regelmatig te vinden waren, wisten we het zeker: we drinken nooit meer dat spul uit de aanbiedingskratjes van de supermarkt. Zonde van je dorst. We drinken bier zoals bier bedoeld is. Die belofte deden we aan onszelf. En de rest, zoals het heet, is geschiedenis.